over2

 

 

 

 

Kort nadat mijn vader in 1945 is ingedeeld bij de grensbewaking ontmoet hij mijn moeder op een van de vele bevrijdingsfeesten in die tijd. Plaats van handeling: dansfeest bij de brug over het Winschoterdiep in Scheemda. Commentaar van de ouders van mijn moeder: 'Verkering met een soldaat? Nou dat zullen we eerst nog wel eens zien.'

Maar de liefde houdt stand.

 

Mijn vader is dan inmiddels overgeplaatst naar de Pantserschool in Amersfoort. Op 23 juli 1946 vertrekken drie eskadrons pantserwagens naar Engeland met de Kota Baroe, en vandaar op 24 augustus met de Kota Inten naar Indië. Het eerste en het derde eskadron belanden op Sumatra, het tweede eskadron op Java. Deze eskadrons bestonden voor het grootste deel uit oorlogsvrijwilligers en maakten deel uit van de zogenaamde Calmeyer eenheden, gespecialiseerde eenheden die werden ontwikkeld omdat Nederland niet in staat was een tweede divisie op de been te brengen.

Er is grote politieke onrust in het land over de situatie in Indië.

Op 15 juli 1946 wordt het vierde eskadron, waarvan mijn vader deel uitmaakte, opgericht, eveneens bestemd voor uitzending naar Indië.

 

Overigens werd het de diensplichtigen in 1946 extra moeilijk gemaakt om uitzending naar Indië te weigeren. De grondwet werd hiertoe zelfs gewijzigd. Dr. L. de Jong schrijft hierover in deel 12 (tweede helft) van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede wereldoorlog op blz 801:

'Tegelijk nu met het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 192 van de Grondwet werd eind '46 een Wet Diensplichtvoorzieningen aangenomen die de eerste periode van werkelijke dienst tot drie jaar uitbreidde en bovendien bepaalde dat de minister van oorlog bevoegd was, die termijn voor bepaalde groepen dienstplichtigen, bijvoorbeeld de in Indië dienenden, nog verder te verlengen. Gold die Wet Dienstplichtvoorzieningen ook voor diegenen die voor eind '46 in dienst waren gekomen? Inderdaad, zij het dat sommige commandanten in Indië meende dat dezen, conform de wet uit '38, na twee jaar met groot verlof gezonden moesten worden.'

 

Ook mijn vader, verliefd en pas getrouwd, heeft geprobeerd om onder de uitzending uit te

komen, maar dat is niet gelukt, hij moest!

In het boek 'Mijn Ruiters' van ritmeester de Jonge staat hij genoteerd als beroeps,

maar hiervan is niets te vinden in zijn staat van dienst, noch heeft hij dat ooit genoemd.

 

 

 

 

 

 

Deze foto is genomen in Winschoten, bij het huis van mijn opa en oma, de ouders van mijn vader. Het is 19 december 1946. Kort daarop in januari zou mijn vader vertrekken naar Engeland om van daaruit anderhalve maand later op 24 februari 1947 naar Indië te vertrekken.

 

Voor mij als kind was het een normaal verhaal, maar een wonderlijk verhaal als ik terugkijk. Een vreemd begin van een relatie, zo'n snel huwelijk en het idee dat de mogelijkheid bestaat dat je niet terugkeert, zoals 15 jongens van zijn eskadron daadwerkelijk is gebeurd.

 

Je zou er een klassiek romantisch verhaal in kunnen lezen - my Bonny is over the ocean - als de situatie niet zo tragisch was.

Mijn moeder, die als enige van twee dochters nog thuis bij haar ouders woonde, kwam onder een streng regime te staan. 'Waag het niet je jongen overzee voor een ander in de steek te laten'. De herinnering aan wat vele Amerikaanse jongens in de Tweede Wereldoorlog was overkomen was nog vers. Mijn moeder bleef werken als verkoopster in een kledingzaak in Winschoten, waar ze ook tijdens de voorgaande oorlog al werkte.

 

 

Thuis streepte ze op een kaart de weken af, vroeg een verzoekje aan via Welfare ...

Pas getrouwd en dan elkaar drie jaar niet zien. Ik geef het je te doen.

 

 

 

 

 

 

.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op 7 maart 1950 meert uiteindelijk het S.S. Atlantis af in Amsterdam. Mijn vader is weer thuis. Vijftien wapenbroeders van het eskadron kwamen niet terug.

 

 

De ritmeester hierover in Mijn Ruiters, blz 318:

'De debarkatie nam nog veel tijd in beslag. De Minister van Defensie zelf was gekomen om ons toe te spreken. Daar had niemand belangstelling voor. Wij hadden genoeg van politici. Die hadden ons de oorlog in gestuurd en vervolgens alles gedaan wat zij konden om het moreel van de tegenstander te versterken, de bevolking wantrouwend te maken en onze taak te verzwaren. Straks zouden ze ook nog zeggen dat de hele oorlog een vergissing was geweest, dan stonden wij voor gek met al onze doden! Weg met de politieke mooipraters. Laat ons naar huis gaan.'

 

 

 

 

 

 

Eenmaal terug in Nederland is er de muur van stilzwijgen van de politiek, zijn er de moeilijkheden om werk te vinden in een land dat gebukt gaat onder armoede en dat hard bezig is met de wederopbouw van het land en de economie, waarnaar alle aandacht uitgaat.

Mijn vader had een plan om naar Tasmanië te emigreren en daar een schapenboerderij te beginnen reeds ver uitgewerkt toen hij op 31 maart 1952 bij de politie in Den Helder kan komen als agent. Tot zijn (vervroegd) pensioen is hij bij het korps gebleven, eerst in Den Helder, later in Roswinkel en tenslotte in Emmen. Zijn dienstjaren in Indië telden dubbel voor zijn pensioen. Dat dan weer wel.

 

Op onderstaande foto van het toenmalige politiekorps van Den Helder mijn vader.

(staand, tweede van links)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een beeld wat me altijd is bijgebleven: Als jongentje van een jaar of 6 sta ik met mijn vader en moeder bij een kuil die mijn vader in de achtertuin heeft gegraven. Een groene kist vol brieven die mijn ouders tijdens de Indië-tijd hebben uitgewisseld staat er naast. Mijn vader maakt een vuur in de kuil, waarin vervolgens alle brieven verdwijnen.

 

Indië komt hierna slechts af en toe nog ter sprake.Tot 1972, wanneer er een reünie van het eskadron wordt gehouden, georganiseerd door mijn vader en een wapenbroeder, P. de Bruin. Sindsdien is er elk jaar in september een reünie gehouden en keerde Indië jaarlijks even weer naar de voorgrond.

 

 

juli 1946

wachtmeester H.P. Dijkstra

een soldaat in Nederlands-Indië