Over

wachtmeester H.P. Dijkstra

een soldaat in Nederlands-Indië

'Hoe mysterieus de oorlog ook is, hij is niet een onpersoonlijk gebeuren, maar een activiteit van verantwoordelijke mensen, vrijwillig ondernomen en met grote inspanning en zorg voorbereid. Aan dit feit is niets af te doen; met geen mogelijkheid kan voor de oorlog een 'natuurlijke' verklaring worden gevonden, waardoor het een vanzelfsprekend verschijnsel zou worden of zijn noodzakelijkheid zou worden bewezen. Zelfs als ongeluk of tragisch misverstand is hij per definitie iets dat voorkomen, of beter: begrepen had kunnen worden. Hij is en blijft een menselijke daad die achterwege gelaten zou kunnen worden, of het gevolg van zo'n daad. Maar ook als gevolg is hij van zo substantiële betekenis en zo zelfstandige orde, dat hij niet zonder meer tot enige oorzaak kan worden herleid. Dat betekent dat hij nooit helemaal gevolg kan zijn. Zelfs zijn onverklaarbaarheid is geen excuus, omdat hij als menselijke daad binnen het bereik van de verantwoordelijkheid ligt; de aanleiding of occasio is hier beslissender dan de oorzaak of causa.'

Cornelis Verhoeven. Inleiding tot de Verwondering. 144.

 

'De doden leven in de herinnering van de levenden.'

Marcus Tullius Cicero

 

 

 

 

 

 

 

Het verhaal van mijn vader en het leger begint in 1939, wanneer hij wordt opgeroepen voor de vervulling van zijn diensplicht. Op 11 april 1939 wordt hij ingelijfd bij het 12e Regiment Infanterie, dat voornamelijk uit Groningers bestond. Dit is nog voor de algehele mobilisatie op 28 augustus 1939. 12 RI was gelegerd te Bergen aan Zee. Het oorspronkelijke hotel Nassau Bergen werd tijdelijk hun onderkomen. Dit hotel is in de oorlogsjaren door de Duitsers afgebroken in het kader van de opbouw van de Atlantic Wall. De fundamenten bleven bewaard en tegenwoordig rust daarop het gebouw Neptunus en bevindt zich er een zeeaquarium. Het tegenwoordige hotel Nassau Bergen staat een stukje verderop.

 

In juni 1939 wordt mijn vader in opleiding genomen tot onderofficier en op

3 oktober is hij korporaal. Daarna is hij op 17 februari 1940 sergeant-titulair en tenslotte op 11 april 1940 sergeant.

 

De oorlogshandelingen tijdens de Duitse inval gingen grotendeels langs hem heen. Hij vertelde wel dat ze met geweren op vliegtuigen vuurden. (Vliegveld Bergen werd gebombardeerd door de Duitsers). Verder bestond de actie tijdens de inval uit het uitrollen van telefoonlijnen, die kort daarop ongebruikt alweer moesten worden opgerold. Einde oorlog, begin van de bezetting door de Duitsers.

 

 

Op de linker foto rechts mijn vader. Het opschrift achterop: augustus 1940 Amsterdam-Zuid. Mijn vader was op 30 juni 1940 met groot verlof gestuurd, i.v.m. de Duitse bezetting. Een raadsel dus, deze foto. Een protesthandeling in uniform? Of zat hij toen al ondergedoken? Ik heb de foto pas na zijn dood ontdekt.

Op de achtergrond het Concertgebouw.

 

 

Tijdens de oorlog kreeg mijn vader een oproep voor arbeidsdienst en dook hij onder. In de nadagen van de oorlog werd hij alsnog opgepakt en werd naar het beruchte Scholtenshuis in Groningen gevoerd. Maar daar keek men amper naar hem om; men was al doende het archief te verbranden in de open haard. Een nacht de cel in en de volgende dag was hij een vrij man.

 

Kort daarop, 29 mei 1945, keert hij terug van groot verlof en wordt ingedeeld bij de grensbewaking, grensvak I, Compagnie Groningen I.

Ik herinner me dat hij vertelde dat hij in die tijd gearresteerde NSB-ers bewaakte.

Bijna een jaar later, op 5 april 1946 wordt hij naar de kaderschool te Ermelo gestuurd en daarna op 30 juni overgeplaatst naar de pantserschool in de

Willem III Kazerne te Amersfoort. Hij is dan 26 jaar oud, 8 jaar ouder dan het gros van de diensplichtigen van lichting 1946. Eenmaal op de pantserschool verandert zijn rang van sergeant (infanterie) in die van wachtmeester (cavalerie).

 

 

 

 

 

 

 

Als ik terugkijk is de oorlog er eigenlijk altijd al geweest. De foto's van Indië in een doos op zolder, brieven die later verbrand zijn, een spiegel, een kris, asbakjes van indonesisch zilver, lepeltjes met wajangpoppen, een baret, een medaille, een trouwfoto met mijn vader in uniform, een postzegeldoosje met houtsnijwerk, een veldbrits, een legerkist waarin de aardappelen werden bewaard ...

 

Toch kende ik mijn vader niet als soldaat, heb ik hem ook eingelijk nooit zo gezien. Logisch, want toen in Indië was hij nog niet mijn vader. Nee, mijn vader was politieman, zo heb ik hem als kind meegemaakt, gezien en gekend. Pas op latere leeftijd keerden de rollen om, verdween de politieman naar de achtergrond en kwam de soldaat weer naar voren.

Nu pas begin ik een beetje te begrijpen hoe vormdend dat verleden voor hem is geweest, maar ook voor mijn moeder, mijn zus en mij, hoewel Indië helemaal niet zo vaak te sprake kwam en dan alleen nog feitelijk als een reeks gebeurtenissen, maar niet als een verhaal waarbij de beleving ook doorklonk. Er was altijd afstand.

 

Namen, ze waren er altijd al. Een aantal kenden mijn zus en ik als kind al. Schimmelpenninck, waarbij ik altijd aan sigaren moest denken, omdat de broer van mijn vader een sigarenmagazijn had en het in die tijd nog gebruikelijk was sigarenbandjes te sparen. Ik dacht dus bij Schimmelpenninck altijd aan sigaren, maar ook omgekeerd, bij sigarenbandjes van Schimmelpenninck dacht ik aan mijn vader en Indië. Ook de naam Sjors Hamel, die de kerstkaarten van het eskadron tekende, en waarmee ik een affiniteit voelde, omdat ik als kind al van tekenen hield. 'De ritmeester' was ook een naam die vaak viel. Jantje Meijer, Suurd, Posthumus. Piet de Bruin ook, die eveneens in Emmen woonde en waarmee mijn vader de reünie van het 4e eskadron op poten heeft gezet, waarbij het gros van de wapenbroeders weer boven tafel is gekomen.