tekstkr3

 

DWARS DOOR INDIE

met het eskadron pantserwagens

DE STAD WORDT GENOMEN

De Infanterie, die steeds vlak achter ons zat, veegde de stad verder schoon van eventuele vijanden. In een bunker zaten nog zeven Jappen op onze komst te wachten. Jammer voor ze dat we van de andere kant gekomen waren. Dezelfde avond was de gehele stad in Nederlands handen. De vijand had geen gelegenheid gekregen zijn verschroeide aarde politiek van toepassing te brengen. Dat dit het van plan was bleek uit alles. In de stad, in de Chinezenwijken, in de grote goedangs langs de havens, ja overal, stonden de vaten met benzine en de lonten gereed. Treinen stonden onder stoom om na deze ‘Boemi Anggoesa’ (ws. wordt bedoeld: bumu hangus/boemi hangoes = verschroeide aarde) de TNI de gelegenheid te geven een veilig heenkomen te geven.

Dat dit alles mislukt is, is aan hun eigen berichtgeving te danken. Want ’s morgens kregen ze bericht dat wij bij Soemedang teruggeslagen waren.

(Zo goed als geen schot gelost). Arme hij die dit bericht gaf. Voorlopig was er voor hen dus nog geen vuiltje aan de lucht. Het vuiltje dat nog geen uur later de stad ongeschonden in zijn bezit nam. Een gemiddelde snelheid van 60 km had de stad van vernieling gered. Een hele prestatie, daar we ons tijdens de oefening vaak afgevraagd hadden hoe lang onze wagens het uit zouden houden. Steeds hadden we er pech mee. En nu, zelfs geen lekke band hebben we gehad.

Dat van de jongens heel wat gevergd is kan iedereen nagaan, als hij weet dat we de afstand Bandoeng - Cheribon (ruim 220 km) in een tijd van 30 uur hebben afgelegd. Steeds was het oren en ogen open, want overal kon de vijand zitten. Geen slaap, weinig eten, zo hadden we het eerste grote doel bereikt. Doch nu konden we gaan slapen en al heel spoedig lag ons eskadron in diepe rust. De nacht verliep zonder stoornis.

De volgende morgen was het eerste werk de wagens weer startklaar maken voor de volgende ronde. Nadien kregen we nog eventjes tijd om de stad te bekijken. Wat me hierbij opviel was de armoedige kleding van de bevolking.

 

EEN ZIELIGE BEVOLKING

D+3 donderdag 24 juli 1947

Kinderen naakt, mannen met het hoogstnoodzakelijke bedekt en vrouwen met een oude jutezak of versleten sarong voor, die niet meer bij machte was om het lichaam geheel te bedekken. Uitgeteerde gezichten en velen vol met zweren. Een ander sleepte zijn zieke lichaam voort om bij ons een weinig eten machtig te worden. De honger las je van de gezichten af. Geen wonder dan ook dat ze probeerden een distributiekantoor leeg te rampokken. Hier lagen balen rijst, doch de bevolking kreeg er heel weinig van. De MP stak hier vlug een stokje voor en ging het eerlijk verdelen, zodat niet alleen de sterken onder de zwakken met de buit gingen strijken. Zo kreeg elk zijn pannetje, blikje of pisangblad vol, en was iedereen gelukkig. In de straten zag je steeds meer mensen verschijnen. Inlanders die het veld ingevlucht waren en Chinezen die uit hun schuilplaatsen tevoorschijn kwamen. De troepen werden overal gastvrij onthaald. De bevolking was blij! Ging er een soldaat langs, dan was het van kind tot grijsaard ‘Tabe Toean’ en de duim ging hierbij lachend in de hoogte. Niet omdat luidsprekers hen dit gelastten, zoals bij de Republiek. Integendeel, intuïtief beseften ze dat de rust en veiligheid die er altijd onder de blandas geweest was, nu spoedig terug zouden keren. Vol goede moed zijn we begonnen en na de eerste indrukken is dit bij iedereen nog verstevigd. Op naar ons volgende doel. De tweede grote haven, nl Tegal.

 

Weer uitgerust en met een volle maag werden we om 13 uur bij de ritmeester geroepen. Kaarten kwamen tevoorschijn en de te volgen route werd precies opgegeven. De laatste binnengekomen gegevens, de toestand van de wegen, de te nemen bruggen, enz. werden vlug genoteerd en dan is het commando: ‘In de wagens en motoren aan’. De hand van de chauffeur ging in de hoogte, ten teken dat de motor draaide. Nog even werden vlug de laatste aanwijzingen gegeven en dan ging ons eskadron weer op pad. Rustig reden we nu door de straten van Cheribon. Overal zag je soldaten, alle grote gebouwen waren door onze troepen in gebruik genomen. Waar al die soldaten zo vlug vandaan waren gekomen, bleef voor ons een vraag, daar we geen gelegenheid kregen om een babbeltje met ze te maken.

 

Overal stond de bevolking aan de kant van de weg met grote ogen te kijken naar die grote voorbijrijdende monsters en toch ook weer lachend, omdat ze wisten dat ze weer vrij waren. Door iedereen toegejuicht bereikten we de buitenwijken van de stad. Het gaspedaal werd verder ingetrapt, stofwolken begonnen op te warrelen, het tempo was weer bereikt. De afstanden tussen de wagens moest vergroot worden, daar de chauffeurs anders vanwege het vele stof geen weg meer kon onderscheiden. Aan weerskanten van de kale en rechte weg strekten zich de grote bloeiende sawah’s uit. En hier zagen we voor het eerst dat de bevolking rustig bezig was rijst te plukken. Achter de rijstvelden, links van de weg, zagen we de Java Zee. Het heldere blauwe water weerkaatste de felle zonnestralen. Een prachtig gezicht. Hier en daar hoge schuimende koppen die stuk sloegen tegen de kust. Lang duurde onze snelle opmars deze keer echter niet.

 

WEGVERSPERRINGEN

Een kapotte brug versperde ons de weg. Vakwerk was het echter niet geweest, want met zand en omgekapte bomen konden we het zelf herstellen. De volgende brug was nog intact. De bommen lagen er echter reeds in en een vuurkoord was reeds verbonden om deze 250 kg wegende bommen te laten springen. Een scoutcar moest eraan te pas komen om ze uit de gaten te trekken. Dan pas ging het weer ongehinderd verder, geen schot werd gehoord. Grote en kleinere bruggen werden gepasseerd, waren al niet meer voorbereid voor vernieling. We moesten de vijand dus dicht op de hielen zitten.

In het volgende plaatsje, Gebang Koelon, viel het eerste schot. Een compagniescommandant van de TNI hield hier een boomversperring onder vuur. Het is zijn laatste schot geweest. Achter een boom lagen nog twee inlanders, echter ongewapend. Wel keken ze steeds naar de TNI-kazerne, doch dit was geen bewijs dat het ‘peloppers’ waren. We hebben ze dan ook rustig laten zitten. Ze keken al angstig genoeg.

Nog steeds met een 50 km vaartje rijdende bereikten wij ons doel van deze dag. De 30 m lange brug over de Kali Sanggaroen in het dorpje Losari lag, ten dele vernield, op ons te wachten. Deze brug moesten we bezetten en tot de volgende dag vasthouden, daar de brigade eerst de volgende dag op pad zou gaan.