tekstkr4

 

DWARS DOOR INDIE

met het eskadron pantserwagens

OORLOGSBUIT

Het voorste peloton ging rechts af om de spoorbrug, 300 m rechts van de verkeersbrug, te bezetten.

Juist door de bocht stond een TNI-auto. Het ene schot dat ze hier op af gevuurd hebben bleek ook nog overbodig te wezen, daar de auto verlaten was. Ze hadden ons blijkbaar horen aankomen en een goed heenkomen gezocht. Een damessandaal op de weg getuigde hiervan. De wagen was volgeladen met huisraad, kleding, rijst en nog vele dingen meer. Zelfs zelfgemaakte handgranaten ontbraken niet op het appèl. Deze granaten zijn van bamboe gemaakt. In de holte hebben ze de lading en ontsteker gestampt. Bewezen is dat er van de tien ongeveer zes weigeren. De inhoud van de wagen werd aan de kant van de weg gelegd; de auto, een tamelijk nieuwe Dodge, werd meegenomen. Hij kwam ons heel goed van pas, daar we altijd ruimte te kort kwamen voor onze spullen.

 

Het naar rechts afgeslagen peloton bezette de spoorbrug. 5 minuten nadien kregen ze een aanval. 12 man, gewapend met geweer, bajonet op, en speren, wilden de brug nog even laten springen. Een waanzinnige poging die hen noodlottig is geworden. Een geweer, precies midden door de loop geraakt, werd als buit meegenomen.

De bruggen waren bezet, dus nu ze te behouden. Vlug werd een rondom verdediging ingenomen en de vijand kon komen. De inlichtingen van de inwoners waren dat er op ongeveer 6 km afstand nog een bataljon (800 man) moest zitten in een suikerfabriek. De avond viel, niets werd gehoord. Iedereen was op zijn post en had ogen en oren wijd open. Toen begonnen er in de verte ineens honden te blaffen. De praktijk heeft geleerd dat, waar honden blaffen ook mensen moeten wezen. Dit deed ons dubbel waakzaam zijn. Het geluid verplaatste zich steeds, net alsof de vijand steeds rond trok om een zwakke plek in onze verdediging te zoeken. Tot een aanval kwam het echter niet.

 

D+4 vrijdag 25 juli 1947

De gehele nacht waren we op onze post, ogen en oren wijd open, zelfs geen sigaret mocht gerookt worden. Geen wonder dan ook, dat we allemaal heel blij waren dat de morgen aanbrak. Overal zag je een jongen z’n stijf geworden ledematen uitstrekken en al spoedig zag je hem zich wassen in de kali (rivier). Het leed was geleden, wat zou ons de nieuwe dag weer brengen? We begonnen te rusten.

Tegen 11 uur kwam de genie om de brug te herstellen. Een baileybrug zorgde al spoedig voor de verbinding met de overkant van de kali. Tot oprukken zou het deze dag niet meer komen. De brigade had rustdag. Ons eskadron echter kreeg ’s middags nog een opdracht. Op verzoek van de genie moesten we op verkenning naar voren. Ze wilden graag weten hoeveel bruggen er vernield waren, zodat ze het nodige materiaal konden klaar maken. Er waren maar eventjes 6 grote bruggen van 30 m en meer, en vele kleine bruggetjes over een weglengte van 2 km.

 

ERNSTIGE TEGENSTAND

Zo gingen we dan om 14 uur op weg. En alhoewel het slechts een verkenningsactie was hebben we hier de ergste tegenstand ondervonden. Met een gangetje van 50 km gingen we op onze doelen af. Alle bruggen waren intact, niet voorbereid om te springen. Tjandjoeng werd genomen zonder schot. Dit was onze eindopdracht. Doch daar het zo goed ging besloot de ritmeester om nog verder te gaan. Konden misschien nog bruggen van vernieling redden. Hadden we het maar niet gedaan. Want op onze verdere tocht kregen we de eerste gewonde en een Humber werd uitgeschakeld. Het gebeurde wel niet door een vijandelijk schot, doch dat doet minder te zake.

Op nog geen 5 km voorbij het bezette plaatsje graasde een zestal karbouwen aan de kant van de weg. Door het vele stof en motorengebrom werden ze schuw en gingen aan de haal. Drie echter stoven de weg op. Ver kwamen ze niet, want een Humber reed in volle snelheid op ze in. Het onheil was geschied. De losse beesten werden neergekwakt, rolden een paar keer over de kop en waren dood. De Humber maakte door deze schok een geweldige tuimeling, sloeg over de kop en kwam in de sloot terecht. Haastig toegeschoten jongens hielpen de bemanning naar buiten. De chauffeur bleek er zonder één schrammetje te zijn afgekomen. Ook de schutter had slechts schaafwonden. Erger was het met de wagencommandant. Door de val was hij door elkaar gerammeld en daar alles ijzer en staal is in zo’n wagen, brak hij een arm. In de ambulancewagen werd hij naar het hospitaal gebracht. Is inmiddels alweer opgekikkerd.

Het eskadron ging verder. En alsof dit nog niet genoeg was kregen we 12 km verder de volle laag. Geweren, lichte en zware mitrailleurs lieten hun geblaf horen. Onze bovenlichamen gingen vlug omlaag, de chauffeur stopte en het vuur werd beantwoord. Doch dit keer hadden we met echte soldaten te doen. Want even rustig bleven ze doorschieten.

 

GEVECHTSWAGENS IN ACTIE

De twee gevechtswagens komen naast elkaar en langzaam ging het nu naar voren. Duidelijk hoorde je de kogels afketsen op het pantserstaal. Kogels floten ons om de oren. Het gaf even een raar gevoel in onze magen, want nog nooit hadden we zoveel tegenstand gehad. Het kanon kwam eraan te pas. Ze zaten niet alleen in de kampongrand maar ook achter de stenen brugleuningen. Dof klonken de knallen in onze oren en 300 m verder zagen we de uitwerking van de granaten. Gaten werden in de muur geslagen en dan ineens zagen we drie soldaten van daar vluchten. Een mitrailleursalvo werd hun nagezonden, we zagen ze echter niet vallen. Waarschijnlijk ontkomen in de kampong. Even was het vuurstil en we vertoonden ons weer boven de koepel uit. Doch op hetzelfde moment barstte het weer los, we doken weer.

Al schietende trokken we de stad (Brebes) binnen. Het vuur hield niet op. Waar de schoten precies vandaan kwamen was moeilijk vast te stellen. Velen hadden zich verscholen in de bomen, maar om een zwarte in een boom te ontdekken valt niet mee. En toch konden ze ons niet tegenhouden, dit soort wapens heeft geen nut tegen het 15 mm dik staal.

Huis voor huis werd door de infanterie gezuiverd. Al schietende bereikten we de brug, geheel in puin. Ook hier weer hevig vuur. Onze wapens ratelden door, schoten een benzinepomp in brand. Grote vlammen verhieven zich hoog in de lucht. De stormpioniers onderzochten dadelijk de vernielde brug, er bleek nog een bom onder te zitten. Tijd om hem weg te halen hadden ze niet meer, het brandende lont had bijna de ontsteking bereikt. Alles gewaarschuwd. Iedereen zocht dekking, de luiken van de pantserwagens werden gesloten. In spanning werd de knal afgewacht. De knal die niet kwam, het lont was op het laatste moment uitgedoofd.