tekstkr8

 

DWARS DOOR INDIE

met het eskadron pantserwagens

Dag D+10 donderdag 31 juli 1947

ALSMAAR VERDER

Zo daalde de nacht op onze slaperige hoorden neer. We vroegen onszelf af ‘hoe lang nog?’ Dan plotseling het in de nacht schel klinkende commando ‘instijgen en voorwaarts’. De motoren begonnen te brommen, de rustige nacht verstorend, versnellingen werden ingeschakeld en ons eskadron zette zijn tocht voort. Steeds weer de vervelend wordende bomen op de weg. Al ruimende reden we in de vroege morgen Poerbalinga binnen. Het in het begin zo snelle eskadron was als een slak over de weg gekropen. Doch daarom niet getreurd, we zouden onze kans nog wel weer krijgen. Onze eerste wagens in P. , doch de achtersten kregen nog even een aanval van twee man. Probeerden ons waarschijnlijk te omsingelen? In de kruin van een boom verscholen zaten ze hun kans af te wachten. Een bamboespeer in de ene en een fles petroleum in de andere hand geklemd. Hun voorgenomen wandaad kunnen ze nooit meer uitvoeren.

In P. werd bij het station even gestopt. Een snel doorzoeken van dit bebouw leverde nog 1 ALRI soldaat op. Probeerde zijn kameraden op te bellen. Hij had lang kunnen bellen, daar de lijnen reeds doorgeknipt waren. Dit deden we in elke kampong of op elk punt waar we stopten, met het oog op- berichten doorgeven door achtergebleven vijanden.

Al spoedig verlieten we deze plaats weer. We waren nog niet bij ons doel. Buiten P. begon het weer even spannen te worden. In de langs de weg gelegen sawah’s lagen hier en daar TNI soldaten. Ze meldden zich door ons met een vuursalvo te begroeten. Doch ook nu weer geweer en mitrailleur. Leerden ze het dan nooit? Hadden ze geen ander wapens? Wisten ze nu nog niet dat onze ‘pantserknotsen’ om die speeldingetjes lachten? Vlug werd er dan gestopt en ze kregen hun handdruk terug. Even hielden ze nog stand en dan vonden ze het beter om hun positie niet meer te verraden. Diep weggedoken in de rijst lieten ze ons verder ongemoeid.

 

WE MAKEN BUIT

Een km verder maakten we een vrachtwagen buit. Stond aan de kant van de weg. Van de bemanning geen spoor. Ja toch, plotseling een schot uit de sawah en we hadden ons eerste slachtoffer. Een welgemikt schot was door een band van een 15 cwt. gegaan. Vlug verwisseld doch de reserveband hield ook geen lucht. Wat nu te doen? Achter laten gelijk met verlies van deze wagens? Dan maar verder op een lege band. We kwamen er, maar niet ver. In de drietonner bleken 7 bommen te zitten van 150 en 250 kg. Hadden zeker de grote brug bij Banjoemas op moeten blazen. De bommen werden onschadelijk gemaakt. Op de wagen met reuzenletters: 4e eskadron PAW en door reden we. De wagen moeten we nu krijgen, na ons komende troepen hebben hem zeker ook kunnen gebruiken.

Zonder verdere tegenstand reden we Soekaradja binnen. Een tweetal bendeleden kwam op de fiets rustig aangereden. Weer hun onafscheidelijke speer en flesje met petroleum bij zich. Het fietstochtje eindigde in een val op de straat. Ook deze ‘zwaar’ bewapende soldaten waren overmeesterd. De fiets werd nog overreden, een wrak dat aan een ‘trapmachine’ deed denken, bleef op de weg liggen. Onze eerste eigen gemaakte versperring. Geen nood echter, de colonne rausde er rustig over heen. In de plaats weinig versperringen. Over de straat hing een serie witte doeken. Moesten zeker vlaggen voor overgave voorstellen. We vertrouwden het echter niet en gaven er een riedel met de bren op. Geen schot klonk terug. Inlichtingen vertelden dat de afgelopen nacht 400 man TNI ons vanuit Poerwekerto tegemoet waren getrokken om te proberen ons tegen te houden. Dit was natuurlijk de tegenstand voorbij Poerbalingga geweest. Van de 400 soldaten waren er dan toch maar heel weinig over. Waar was de rest gebleven? Hadden ze een andere weg genomen of waren ze wijselijk gaan duiken in de sawah’s om van hun aanwezigheid maar vooral geen blijk te geven?

 

HET DOEL NADERT

Lang hebben we er niet over na gedacht, we waren er nog niet. De weg voorbij S. was gelukkig minder versperd, zodat de snelheid weer opgevoerd kon worden. We begonnen het doel te ruiken. Het doel dat ons niet alleen rust, maar ook het einde van deze fase van de actie zou brengen. Maar alsof de vijand onze vermoeidheid rook, weer versperde hij ons de weg. Dit keer had hij dekking gezocht in de suikerfabriek bij Kali Bogan. Vuur vanuit de fabriek en lorries schots en scheef over de weg. Hij gunde ons ook niets. Met nog meer haast werd er teruggevuurd. Even en dan is dit ook weer voorbij. De versperringen werden nijdig aan de kant geduwd en daar ging het weer.

De stemming werd er niet beter op. De soldaten begonnen weer op echt Hollandse manier te kankeren ten teken dat ze nog niet ziek waren. Maar dan ineens was de infanterie naast de wagens en de laatste bocht werd langzaam genomen. 200 m voor ons strekte de 140 m lange brug over de kalis Serajoe zich uit. Niets was er te zien, maar voor alle zekerheid werd het zijterrein toch maar even schoon geveegd. Waren we op tijd om deze brug te redden? Een druk op het gaspedaal en het voorste peloton had de brug bereikt. Twee bommen hadden hier hun vernielende werk moeten doen. Vlug verwijderd en een peloton over de brug. De laatste scout was er net over of daar stormde ineens een gecamoufleerde soldaat de brug op. Het kon natuurlijk eigen infanterie zijn en dus niet vuren. De commandant riep hem aan, verschrikt bleef hij staan, keek omhoog met open mond en dan rechtsomkeert mars, probeerde om zich met nog grotere snelheid in veiligheid te stellen. Natuurlijk werd hier een stokje voor gestoken. Het bleek een extremist te zijn. Het vuurkoord in zijn hand wees uit dat hij de brug nog had willen laten springen. Van een Chinees hoorden we dat natte lucifers zijn daad verlaat hadden en dus verhinderd. Zonder geluk vaart niemand wel.

 

ALSMAAR VERSPERRINGEN EN BRUGGEN

De infanterie had inmiddels de bewaking overgenomen en wij gingen weer voorwaarts naar een nog grotere brug bij Rewalo. In Banjoemas geen enkele versperring. Overal gingen de deuren open en de duimen omhoog. Een blijde bevolking riep ons een welkom toe. Zou er hier helemaal geen vijand meer zitten? Op onze hoede ging het voorwaarts. En ja hoor, aan de zuidzijde van deze stad zagen we een stelletje TNI vanuit het residentiegebouw hun stellingen innemen. Het reeds oud geworden spelletje van kat en muis nam weer een aanvang. Ook deze 1 op 4 bewapende soldaten konden ons reisje niet tegenhouden.

We verlangden naar het einde. De motoren klonken ons scherp in de oren. Veel te langzaam ging het. Het bergterrein begon weer. Ook dat nog. Talrijke bomen riepen ons voor de zoveelste keer een halt toe. Loom begonnen wij de schijnbaar nooit ophoudende taak van ketting vast, wagen achteruit, ketting los en weer 5 à 10 m verder. Een verkenning wees uit dat dit ongeveer 4 km zo door zou moeten gaan. De 15 cwt die nog steeds achter in onze colonne met een lege band reed vond het nu ook genoeg. Langzamerhand was het rubber beginnen te roken om hier in brand te vliegen. De snelblussers kwamen tevoorschijn en ook dit gevaar was geweken. Vlug werd de munitie en de bagage overgeladen in een andere wagen en angstig keek hij ons na.

De spits was al weer een km gevorderd. Het ging de baas echter niet snel genoeg en hij besloot dan ook om met een gedeelte een andere weg te nemen. Hadden we deze weg maar allemaal dadelijk genomen, want versperringen en tegenstand waren hier nihil. Het andere gedeelte zwoegde echter voort. Als we geweten hadden dat het overbodig zou blijken dan was geen boom meer geruimd.

Met een vaartje van tegen de 60 km bereikte de ritmeester met een gedeelte zijner volgelingen de reusachtige 180 m lange en uit 5 stenen bogen bestaande verkeersbrug. Hier waren zelfs geen gaten voor het plaatsen van bommen te vinden. In de omgeving viel geen mens te bespeuren.