tekstkr9

 

DWARS DOOR INDIE

met het eskadron pantserwagens

 

 

Gaven ze ons deze brug zomaar cadeau?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De eersten kropen al uit hun wagens om hun stijf geworden ledematen te strekken. Maar ook dit ging nog niet door, want uit het klapperbos kwamen opeens een 200 inlanders met hun onafscheidelijke speer bewapend op ons toe geslopen. Vlug werden de wagens weer bemand en afwachten maar. Langzaam kwamen ze dichter bij. Om zo’n aanval met automatische wapens te bestrijden zou gelijk staan met moord. Stil bleef dan ook alles. Het bleek al spoedig dat het niet van de vurigsten waren, want hoeveel dichter ze naderden, zoveel te onzekerder en langzamer werd hun pas.

 

NEE DIT WAREN GEEN SOLDATEN

Een schot over hun hoofden heen was al voldoende om deze aanval tot staan te brengen. De speren werden weggeworpen en snel gingen de handen in de hoogte. Zo wachtten ze hun lot af. De baas met enige soldaten, waaronder ook de tolk, ging op hen af en ondervroeg ze. Het resultaat was dat de loerah (dorpshoofd) van deze kampong hun bevolen had om speren te maken, daar de blanda’s kwamen om de brug te vernielen. Zonder na te denken waren ze aan het werk gegaan. Op een vraag wat ze tegen deze wagens wilden uitrichten was een schouderophalen het enige antwoord. Ook hier had de propaganda zijn uitwerking niet gemist. De inlander, die al tevreden is als hij zijn rijst op tijd krijgt, was onwetend in de val gelopen. Arme mensen toch, die men van alles wijs kan maken. Vol haat waren ze op ons af gekomen, lachend en als vrienden vertrokken ze weer. Dit kwam tot uiting toen ze even daarna met armen vol klappers terug kwamen om de door het stof zwart geworden blanda’s hun dorst te doen lessen.

Doch dit zagen de meesten al niet meer. De speren waren nog nauwelijks weggeworpen of iedereen sprong uit zijn wagen om te proberen in de kali zijn slaap te verdrijven. Even deed het verfrissend aan, om ons daarna nog uitgeputter en slaperiger te doen voelen. Het eens zo vlugge en fiere eskadron viel neer waar het zich bevond. Geen brommende, soms huilende motoren meer, een eentonig gesnurk had de vijand ons bestaan kunnen doen vermoeden. Maar die liet zich niet zien. Hoe gemakkelijk had hij ons allemaal naar de andere wereld kunnen zenden. Wij waren het niet, die gingen; hijzelf had betere oorden opgezocht. Onbeheerd stonden daar de wagens, wie dacht er nog aan? We hadden onze sporen verdiend. Niemand had deze bruggen heel in onze handen gedacht, zelfs de brigadecommandant (kolonel ‘Jantje’ Meijer) had daarop maar weinig hoop. Het gelukstelegram dat hij ons dan ook na de verovering van de brug zond, sprak boekdelen. (‘Mijn complimenten. Geen verdere opdrachten. Meijer’.)

 

EN MAAR KANKEREN

En terwijl dit gedeelte in Morpheus armen lag, zwoegde het andere gedeelte maar door om een weg naar de brug te banen. En dan, op nog maar vier kilometer afstand, kwam het bericht terug te keren en aan te sluiten bij het andere gedeelte. Nog nooit heb ik zoveel moois gehoord. Iedereen deed zijn best om te proberen de koning der kankeraars te worden. Ze maakten elkaar niets. De anders altijd zo rustige jongens waren nu vast niet de slechtsten. Maar in dienst kun je van alles verwachten, het beste is dan ook altijd om je nooit te ergeren, doch alleen te verwonderen.

De wagens werden gedraaid en de terugtocht aanvaard. Weg vrij en dus het pedaal maar op de plank, dit om de woede een beetje door de wind te doen koelen. De slapenden werden inmiddels bij de brug ook gewekt en moesten opstappen. Met half gesloten ogen maakten deze de reis terug. Bij Banjoemas werd het weer één geheel en gezamenlijk werd ons bivak opgezocht. We kwamen in Soekaradja in een drukkerij te liggen. Nee, niet erin, maar op het grasveld ervoor. De wagens konden eens gaan rijden. De tenten waren in een minimum aan tijd gespannen en we bestonden niet meer. Ik geloof dat als ze ons op spijkers hadden gelegd we het ook goed gevonden zouden hebben. Slaap, slaap, dat was het enigste wat we nog nodig hadden.

 

Dag D+11 vrijdag 1 augustus 1947

We hebben het gehad. De zon stond al recht boven ons toen we de nieuwe dag begroetten met uitgeslapen gezichten. Gelukkig behoefden we vandaag niet verder. Wagenonderhoud was de actie voor vandaag en dus niet veel te doen. Doordat wij de bruggen voor vernieling gered hadden, kon de infanterie deze dag oprukken naar Tjilatjap, dat tegen de avond genomen werd.

De geheel gemotoriseerde V-brigade had met heel weinig verliezen ook de 3e haven op de republikeinen veroverd. Dit was wel een paar dagen rust waard. We hadden 60 uur al rijdende, wakende en schietende doorgebracht. En ook de andere onderdelen zullen niet veel voor ons onder gedaan hebben. Nu nog 170 km en de hoofdstad van de republiek was bereikt. Dat we er niet gekomen zijn ligt niet aan ons. Op weg zijn we geweest, doch in 10 uur tijds konden zelfs wij geen 170 kilometer afleggen. Ook de volgende dag bracht rust. We hadden nu meer tijd voor onszelf om het plaatsje aan een nadere beschouwing te onderwerpen.

 

Dag D+12 zaterdag 2 augustus 1947

DE NOOD DER BEVOLKING

Het eerste wat me opviel was de grote menigte inlanders die ons met spiedende ogen bekeken. Toen we er bij onze opmars doortrokken was er in velden of wegen geen mens te bespeuren, behalve een enkele Chinees. En nu krioelde het gewoon. Zodra ze wisten dat de gevechten afgelopen waren hadden ze hun spulletjes weer onder de arm genomen en waren naar hun huizen teruggekeerd. Dit soort verhuizen gaat hier in Indië nogal gemakkelijk. Veel bezitten de mensen niet. Hun gehele huishouding is met twee man gemakkelijk te dragen. Ook hier weer het armoedige beeld van uitgehongerde gezichten en bijna naakte lichamen. Aan de ingang van ons kamp hadden de mensen en vooral de kinderen die er het slechtst aan toe waren zich verzameld in de hoop een sneetje brood of overgebleven rijst te bemachtigen. En hoe blij waren ze dan als er een van ons kwam aanlopen met zijn restantje. Ze vochten gewoon om maar aan de beurt te komen. Hier was het ook dat een uitgeteerde man de hongerdood stierf. Vel over been, meer was het niet. Hij legde zich op een mestvaalt neer en was niet meer. Het eten had hem door de te langdurige ontbereingen niet meer kunnen helpen.

De Chinezen daarentegen zagen er veel beter gekleed en goed gezond uit. Die hadden van de republiek weinig last gehad. Daarbij nog het vele geld dat deze mensen hier bezitten en ze spelen het wel klaar. Bij het begin van de actie zijn de moordpartijen tegen hen het eerst begonnen.

In het plaatsje stond alles nog overeind en niets was er verbrand. De hygiëne liet echter heel veel te wensen over. Om de twintig meter zag je langs de straten overal grote hopen afval liggen rotten. De stank die hieruit opsteeg was niet te harden en een van de eerste maatregelen was dan ook om opdracht te geven dit te verbranden, wat nog dezelfde dag geschiedde.